We investeren miljarden in de energietransitie, maar toch stijgen de netwerkkosten en neemt de congestie toe. De echte oplossing? Flexibiliteit, geen kabels.
De paradox van de energietransitie
De elektrificatie van onze samenleving en de groei van gedecentraliseerde hernieuwbare energie beginnen zwaar te wegen op onze energie-infrastructuur. Congestieproblemen komen steeds vaker voor, zowel op transmissie- als op distributieniveau.
De oplossing lijkt eenvoudig: meer investeren. Netbeheerder Elia plant de komende jaren niet minder dan € 31 miljard aan investeringen, waarvan een derde in België.
Dit is een duizelingwekkend bedrag, maar tegelijkertijd betekent het dat we de grens van onze investeringscapaciteit hebben bereikt. Meer kan haast niet. En nog belangrijker, iedereen betaalt mee, want deze investeringen worden doorberekend in de energierekening. Dit heeft gevolgen voor de inflatie, de koopkracht en het concurrentiekracht van onze economie.
Goedkopere hernieuwbare energie... maar steeds duurdere netwerkkosten
De paradox is compleet: hernieuwbare energie zou energie betaalbaar moeten maken. Maar de stijgende netwerkkosten hebben het tegenovergestelde effect. De transitie wordt duurder, wat elektrificatie vertraagt, ook al is het de kern van de oplossing.
Duitsland laat zien dat het ook anders kan.
Onze oosterburen hebben besloten om de netwerkkosten in 2026 met meer dan 57% te verlagen, van 6,65 naar 2,86 cent per kWh. Dankzij een subsidie van €6,5 miljard uit het nationale klimaatfonds dekt de overheid een deel van de benodigde investeringen.
Tegelijkertijd verlagen ze de elektriciteitsbelasting voor de industrie en de landbouw. Het resultaat? Een sterkere concurrentiepositie voor bedrijven en een versnelling van de energietransitie.
België heeft de sleutel
België kan ook van dit voorbeeld leren. Overheidsinvesteringen in de energietransitie zijn geen post, maar een hefboom. Het heeft een directe impact op de inflatie, het concurrentievermogen en de snelheid van onze transitie.
Maar zelfs als we meer investeren, zullen de congestie niet verdwijnen. Het aanleggen van nieuwe infrastructuur duurt jaren, vergunningen blijven een belemmering en er is een groot tekort aan technisch geschoolde mensen. We hebben dus meer nodig dan alleen beton en kabels.
De slimste investering: flexibiliteit
Door consumptie en productie intelligent te beheren, ook wel demand response genoemd, kunnen we meer capaciteit uit het bestaande elektriciteitsnet halen.
Bedrijven en huishoudens die hun energieverbruik tijdelijk kunnen aanpassen aan pieken en dalen leveren een essentiële dienst. Grote industriële spelers en batterijparken krijgen hiervoor al voordelen of vrijstellingen. Maar KMO's en huishoudens, die samen het grootste potentieel vertegenwoordigen, vallen nog steeds uit de boot. En dat is jammer. Want juist zij kunnen het verschil maken door "the power of many."
Ironisch genoeg betalen de assets die bijdragen aan de stabiliteit van het net momenteel de volle prijs voor net- en transmissietarieven en energiebelastingen. In plaats van dit gedrag te ontmoedigen, zouden we het moeten aanmoedigen.
Met de juiste stimulansen kunnen burgers en kmo's actief bijdragen tot de stabiliteit van het net, de investeringskosten helpen drukken en de overgang versnellen.
Als we dit niet doen, lopen we het risico het verkeerde signaal af te geven: meer en meer mensen zullen "off-grid" willen gaan om belastingen te vermijden. Dat zal op de lange termijn niemand helpen.
Denk verder dan kabels
De energietransitie is te belangrijk om alleen te vertrouwen op miljardeninvesteringen en grootschalige infrastructuurprojecten. We moeten de kracht van decentrale flexibiliteit benutten en een gelijk speelveld creëren waarin iedereen die bijdraagt aan de oplossing daarvoor wordt beloond.
Investeer dus niet alleen in grotere kabels, maar structureel in slimme oplossingen en een marktmodel dat efficiënt netgebruik beloont. Dit is geen gemakkelijke budgettaire oefening, maar wel een met maximale sociale impact.
